Het was in de jaren tachtig en negentig beetje het rebelse jongetje van Hilversum 3, Countdown Café. Met name in de tijd van het presentatieduo Alfred Lagarde en Kees Baars, die op de vrijdagavond tussen tien en twaalf uur deden en draaiden waar ze zin in hadden. Een vrijstaat binnen het steeds meer geformatteerde radioland, zo leek het wel. En een programma waar (hard)rockliefhebbers iedere week voor thuisbleven.
Want (hard)rock, dat was wat Alfred en Kees vooral draaiden. In de jaren voor Countdown Café moesten we het doen met eens in de week Lagarde’s Betonuur op de dinsdagmiddag en daarna nog tijdje Stampei met Hanneke Kappen. Maar toen kwam Countdown Café, ook met goeie muziek én live-bands. U2 ooit nog. Een begrip in rockland, dat was het.
Eind jaren tachtig waren we er met onze toenmalige band Vangouw voor het eerst te gast. De band was net nieuw, maar kende een bliksemstart. We hadden nog nooit live gespeeld. Ja, één keer, tijdens de audities van Veronica’s Sterrenjacht. Een beetje de eenvoudige voorganger van Idols en The Voice, zeg maar. In de kantine van Veronica speelden we, net als nog een hele rits andere bandjes, drie eigen nummers. Jurylid Alfred Lagarde klapte het allerhardst en riep iets van ‘Yeah!’. Dat betekende wat in die tijd.
Vangouw kwam de audities met glans door; we plaatsten ons voor de radio- en vervolgens de TV-editie van Sterrenjacht. Twee keer mochten we de studio in, een eigen liedje opnemen voor het programma. Met Lagarde als producer!
Dat was een aardige belevenis. Allereerst al de luxe van de Bolland Studio’s – het mocht wat kosten blijkbaar. Maar de belevenis was vooral Alfred Lagarde zelf. Met veel passie, enthousiasme, energie en een onafscheidelijke borrel, haalde hij het beste uit ons naar boven. Terwijl ik de drums inspeelde stond hij voor me, wild zwaaiend met zijn armen, om me op te zwepen. “Niet te moeilijk doen. Grooven, power. Speel in dienst van de song”, dat was zijn boodschap. En die ben ik nooit meer vergeten! Nog altijd als ik de drumpartij van Simonaï hoor, dan ben ik er tevreden over. Net als over de hele song trouwens.
Maar goed, we waren een rockband, we zaten in Veronica’s Sterrenjacht en dus werden we ook uitgenodigd in Veronica’s Countdown Café. Twee keer zelfs. Niet om live te spelen trouwens, geen idee meer waarom niet. Het ging om een interview en er werden twee songs gedraaid. Wij reden er graag voor naar Hilversum. Ik herinner me vooral een enorm gezellige boel, daar in de studio. Genoeg bier, goeie muziek, een ogenschijnlijk wat chaotische setting. We hadden het naar de zin, Alfred en Kees ook. En ondertussen draaide Alfred gewoon zijn zelf geproduceerde Simonaï op de nationale radio. Het kon gewoon allemaal. En wij blij.
Dertig jaar later heeft Countdown Café niet meer de statuur van weleer. Dat is in het huidige medialandschap ook haast onmogelijk, zeker als je als radioshow nog steeds zo je eigen gang gaat. Want op welke zender hoor je tegenwoordig nog gewoon een half uur Journey live? Juist ja, bij Countdown Café.
Het programma is er, na een tijdje afwezigheid, dus nog steeds. Met Kees Baars dan; Alfred Lagarde is er twintig jaar geleden helaas tussenuit geglipt. En nog wekelijks spelen er live-bands in Countdown Café. Twee jaar geleden waren we er met de Brothers voor het eerst te gast. Toen in Hilversum. Vorige week waren we er weer, maar dan in de Q-Factory in Amsterdam, waar Countdown Café tegenwoordig wordt opgenomen. Het programma is namelijk niet meer live in de ether, zoals vroeger. Dat neemt wel iets van de magie weg.
Maar toch, optreden bij Countdown Café is nog altijd een kleine eer. Twintig minuten spelen, goed opgenomen, gefilmd en uitgezonden. Op de zender, maar vooral ook op het wereldwijde web. Facebook, YouTube. Goed voor de p.r. En als een man met het muzikale gezag van Kees Baars dan ook nog zegt dat de band heel goed is, dan betekent dat nog steeds wat. Zeker nu ik bezig ben met mijn afscheidstoer met The Veldman Brothers.
Countdown Café herinnerde me tot voor kort vooral altijd aan mijn bandje van dertig jaar geleden. Maar nu is het zeker ook één van de vele mooie herinneringen aan de Brothers.