Vrolijk

Ik zag het al toen hij gisterenmiddag binnenkwam. Stan, de eerste drummer in de rij van deze dinsdag.
‘Hé Stan, hoe gaat het?’
‘Heel goed!’, antwoordde hij enthousiast.
‘Ja, dat idee had ik al’, zei ik. En ging er eens goed voor zitten.
‘Vertel!’

Maar er kwam niks. Stan had geen idee. Hij was gewoon heel vrolijk.
Toch gingen we samen op zoek naar een mogelijke oorzaak.
Nieuwe verkering? Nee, dat was het niet.
Het weer? Mwah, de zon kwam er net even door, maar het had vandaag vooral geregend en gewaaid. Daar werd je niet persé vrolijk van. Zeker niet heel vrolijk.
‘Was het dan misschien leuk op school?’ Ik vroeg het heel voorzichtig.
Nee, dat was het ook niet. School… het is dat hij er heen moet. Maar het is niet zijn hobby. En ik kreeg een hele uiteenzetting over kangoeroeklassen en dat soort educatieve zaken waar wijlen hoofdmeester Schockman van mijn lagere school nooit weet van heeft gehad. Maar die ongetwijfeld heel nuttig en verantwoord zijn.

Stan denkt er het zijne van. Maar hij liet er vandaag zijn vrolijkheid niet door bederven.
Een oorzaak, reden danwel aanleiding voor zijn blije gemoed konden we dus niet vinden.
En eigenlijk was dat een hele mooie conclusie. Soms ben je gewoon vrolijk omdat je vrolijk bent. Meer niet.
Ik werd er vrolijk van.

Het werd zo langzaam aan hoog tijd om eens te gaan drummen. Stan vroeg om Domino van Genesis, en dan wel de live-uitvoering van het album The Way We Walk. Hij is tenslotte zo ongeveer de grootste Phil Collins-fan én -kenner die er bestaat. Op zijn vader na dan.
Stan had wat vragen over het ritme en sommige fills in het nummer, maar wilde het vooral heel graag drummen. En heel hard ook.
Dat deed hij. Alsof hij Phil Collins en Chester Thompson tegelijk was. De fills en grooves vlogen me om de gelukkig goed beschermde oren. Ruim 11 minuten lang. Toen konden onze oordoppen uit.
‘Poeh, dat ging lekker’, hijgde Stan met z’n brede lach. Dat vond ik ook.

Het was alweer tijd. Dat krijg je met al die vrolijkheid en nummers van elf minuten.
Stan deed z’n jackje aan en maakte aanstalten te vertrekken.
‘Nou dan zie ik je volgende week weer’, zei hij.
‘Maar dan wel onder één voorwaarde, Stan.’
Hij keek me met zijn grote ogen aan.
‘Dat je dan weer net zo vrolijk bent als vandaag.’