We zaten samen in de auto op weg naar een Veldman Brothers-gig in Delfzijl, een paar weken geleden op zaterdag. André reed. Hij heeft namelijk een prachtige en, zeg maar, nogal comfortabele auto. Ik zat er riant naast. Ook wel eens lekker.
In december 1978 legde André de basis voor mijn allereerste echte band: Blackbury Accident. Ik weet nog dat hij bij mij thuis aan de deur stond met zijn lange haar en tafelkleedjas.
Wij vierden toevallig Sinterklaas die avond. De pepernoten vlogen bij wijze van spreken nog door de kamer. Of ik zin had om snel een keer met hem en Henk te jammen? Ik was 16. Had geen idee wat jammen was.
Een week later kwamen we samen in de schuur achter ons huis en jamden onder meer Bad Company’s Can’t Get Enough. En na twee maanden, in februari 1979, deden we ons eerste optreden, in Lichtenvoorde. Dat was best een succes. Zo erg zelfs, dat André tijdens Bye Bye Johnny in al z’n enthousiasme plat op zijn rug op het podium lag, met zijn hoofd in mijn bassdrum! Het is een godswonder dat hij geen gehoorbeschadiging heeft opgelopen. De arbeidsinspectie zou het tegenwoordig niet meer goedkeuren.
Het was mijn allereerste echte optreden. Voor het eerst met een band op pad. De herinneringen zijn langzaam vervaagd, maar vergeten doe ik het nooit.
En nu waren we weer samen op pad. André wilde wel een keer mee met de Brothers en ook wel rijden, zo hadden we de vrijdagavond ervoor op weg naar De Graafschap overlegd. Afstand was geen bezwaar. Dat kwam goed uit. Delfzijl is niet naast de deur.
Daar gingen we. Zutphen, Apeldoorn, Zwolle, Hoogeveen, Assen, Groningen, en dan rechtsaf richting het bijna meest noordoostelijke puntje van ons land. Een dikke twee uur. Het viel nog mee eigenlijk. En onderweg, langs al die plaatsen en dorpjes, kwamen de herinneringen en verhalen. Want hoe verstrooid ik vaak ook ben, waar en wanneer ik ergens heb gespeeld weet ik vaak nog aardig goed. In tegenstelling tot André.
Zwolle, daar hadden we net vorige week ons nieuwe album gepresenteerd, dat was nog vers. Dedemsvaart, even verderop, daarentegen niet. De allereerste keer dat ik daar speelde was ergens in 1982 met Blackbury. Een rare sfeer in de zaal. Er waren pakweg acht bezoekers, die begonnen op een goed moment ook nog eens allemaal met elkaar te knokken. Toen hebben we het spul maar ingepakt. Maar zo’n avond blijft je dan ook altijd bij.
Hoogeveen, ook een paar keer opgetreden. Dit voorjaar nog met de Brothers. En ergens begin jaren tachtig ook al met Blackbury. Het Baken heette de zaal, herinner ik me. Ze betaalden er waarschijnlijk aardig goed, want we reden er met twee busjes heen. Eentje voor de backline en een personenbusje voor de band met aanhang. Dat deden we soms, als we ver van huis speelden én een goeie gage kregen. Zelf geld verdienen was nog niet aan de orde en nu hoefde tenminste niemand van ons te rijden. Konden we lekker drinken. Zuipen, kan je beter zeggen. Op de heenweg naar Hoogeveen hadden we de eerste krat Grolsch al leeg. De band dan. De aanhang dronk niet zoveel. En dan moesten we nog spelen. Het was maar goed dat het ding Het Baken heette. Hadden we nog een beetje houvast.
Verder rijdend, richting Assen, kwamen we vlak langs dat dorp waar we kort geleden nog in de grote zaal midden in het centrum zouden optreden. Prachtige oude feestzaal en een dito podium. Zo eentje waar de plaatselijke harmonie en toneelvereniging ook hun uitvoeringen geven. Maar er was in geen velden of wegen geluid en licht te vinden. Er werd geen PA of niks opgebouwd. Het was er angstvallig leeg en stil.
“Geluid?”, vroeg de zaaleigenaar met een frons van heb ik jou daar in zijn voorhoofd. “En wat is dat dan?” Hij wees naar Gerrit zijn gitaarversterker. Dan weet je: hier gaat iets enorm fout.
Maar goed, de Veldmannen zijn gelukkig de beroerdsten niet, zo weet ik inmiddels. Die beginnen niet met ondertekende contracten te zwaaien, maar denken mee en zetten de knop om. Er werd een zangset bij elkaar geraapt, we verplaatsen de hele handel naar het café van het etablissement en hebben daar alsnog een hele leuke avond gehad.
Mooi ook, al die kleine plaatsjes die we tegenkwamen in Oost-Groningen en waar we nog nooit van hebben gehoord. Laatst nog, speelden we in Tripscompagnie. Wie kent het niet?
“Hé, daar heb je Bedum”, riep André. “Bedum?” vroeg ik, “Hebben we daar gespeeld dan?” “Nee, maar daar komt Arjen Robben vandaan.” Kijk, dat weet hij dan weer wel.
Ineens schoot me dat optreden met Superfly te binnen, 1999, ook ergens bovenin Groningen. De naam van het dorp is me ontschoten. Er was kermis, wij speelden in de feesttent en moesten ook nog een half uurtje Harry Slinger begeleiden. Slinger was een week eerder helemaal vanuit Amsterdam naar onze oefenruimte in Enschede gereden om het setje met ons door te nemen. Best een aardige vent, het oefenen ging prima.
Hoe anders was dat de avond zelf. Althans, ik vond het aanvankelijk best leuk. We speelden al die Drukwerk-liedjes. Schijn ’n lichie op mij, Marjanneke en als uitsmijter natuurlijk Je loog tegen mij. Maar het was geloof ik vooral in dat laatste nummer dat het helemaal mis ging. Er was iets ontstemd, een verkeerde toonsoort, er klonk iets behoorlijk vals. Geen idee meer wat het probleem precies was. Slinger worstelde zich als een ware prof door het nummer, het rode petje op zijn hoofd. De band idem dito, maar wij dan zonder petje.
Het publiek zong heel hard mee, dus het leek allemaal nog best mee te vallen. Maar dat zag Harry Slinger zelf toch iets anders. Hij was boos. Heel boos. Hij riep onze bandleider Cor na afloop hoogstpersoonlijk op het denkbeeldige matje, buiten achter de feesttent in die Groningse wei. Superfly moest zich diep schamen.
Harry had gelijk.
Maar later hebben we er best nog veel lol omgehad.
Het optreden deze zaterdag in Delfzijl, in de foyer van theater De Molenhof, was misschien niet de meest gedenkwaardige van 2016, maar toch lekker gespeeld en een volle bak. Voordeel was ook dat we heel vroeg speelden. Toen André en ik in de auto terugzaten konden we het laatste stuk Langs de Lijn nog meepikken op de radio. Zo vroeg.
Onderweg kwamen er nog zo wat optredens van vroeger ter sprake. Ik herinnerde me Gasselte, ergens boven in Drenthe. “Gasselte? Nooit van gehoord”, zei André. We hadden er toch echt samen gespeeld, in het Dorpshuis met dat mooie podium. Zal 1986 zijn geweest.
En ineens bedacht ik het me.
“Weet je André, ik ben al bijna 38 jaar onderweg met bandjes.”
Ik keek er zelf van op.
38 jaar stad en land afrijden. Iedere keer weer spullen uitladen, opbouwen, soundchecken, wachten, ouwehoeren, koffie, eten, spelen, afbreken, inladen en dan diep in de nacht dat hele f*&%king eind weer naar huis terugrijden. Als je tenminste nog weet waar je in de stad je auto ook alweer had geparkeerd. De romantiek van het muzikantenleven.
Je moet wel goed gek zijn.
Of het gewoon nog steeds even mooi en leuk vinden.
Allebei eigenlijk.
2016 was het beste muzikale jaar sinds lang. 65 gigs met The Veldman Brothers. Elke avond lekker gespeeld. Vaak zelfs heel erg lekker. En altijd in een meer dan aangename sfeer.
In 2017 gaan we er weer even hard tegenaan. Weer On The Road. Rijden, sjouwen, wachten, nieuwe avonturen, nieuwe verhalen opdoen. Maar vooral muziek maken, Spreading The Blues. Een goeie tijd hebben samen en anderen hopelijk een mooi moment bieden.
André gaf 38 jaar geleden voor mij het eerste aanzetje. En het is nog lang niet klaar.