Er zijn van die telefoontjes die je nooit vergeet. Een grijze novemberdag was het, in 1998. Hoewel, grijs was het bij ons thuis allerminst. We waren net een paar weken ouders van de prachtigste dochter die je je kan bedenken, dus de stemming in huis was opperbest. Roze, zeg maar.
En toen rinkelde ineens de telefoon. Dat deden ze in die tijd nog. Ik zat boven op mijn werkkamer, waarschijnlijk een stukje te tikken voor de krant of een magazine.
Mijn Brummense muziekvriend annex toetsenist Cor Lievers aan de lijn. Die hadden telefoons toen nog.
‘Hé Cor!’ Na hem even te hebben bijgepraat over ons leven als kersverse ouders, kwam Cor met een prangende kwestie. Hij was dringend op zoek naar een nieuwe drummer voor zijn band Superfly.
‘Weet jij misschien iemand?’
En na een paar seconden stilte kwam een volgende vraag. Heel voorzichtig, ik hoor het nog: ‘Of is het misschien iets voor jou?’
De aarzeling snapte ik wel. Superfly was een allroundband. Feesten, partijen, kermissen, dancings, u kent het wel. Ook soms wel voor, zeg maar, nette gelegenheden. En ik was een rock- en bluesdrummer. Veel heavy rock nog in die tijd zelfs. ‘En veel te lang haar’, opperde ik. Maar dat maakte niet uit, zei Cor. Als het echt eens nodig mocht zijn, kon het altijd in een staart. Of in een knot, of onder de pet. Dat kwam allemaal wel goed..
Ik raakte langzaam enthousiast. Enige opwinding maakte zich van mij meester zelfs. Ik had Superfly vaak gezien. Ze hadden heel veel werk. Dat zou mijn prille freelance-bestaan als schrijver/muzikant – of vice versa – wel eens een enorme boost kunnen geven. Bovendien vond ik de band goed. Stoer zelfs. De sfeer van het vrije muzikantenleven, die altijd om Superfly hing, sprak mij enorm aan.
En dus antwoordde ik Cor dat ik zo één, twee, drie geen andere drummer wist. Hetgeen niet was gelogen. En dat het inderdaad misschien wel wat voor mij was.
Lang verhaal kort; ik deed auditie. Want vrienden of niet, Superfly bestond uit meer muzikanten dan Cor alleen en er waren inmiddels ook andere drummers in beeld. Maar ik werd het! En ik was als een kind zo blij.
Ik weet nog precies dat Cor kort daarna weer aan de telefoon hing, nu om de agenda voor 1999 met me door te nemen. Hij somde op, ik zat aan de andere kant van de lijn te noteren. Het was nog niet echt de tijd van de email. Laat staan van de app.
Het waren trouwens ook al niet meer de echte hoogtijdagen voor dit soort allroundbands, maar met bijna 100 optredens per jaar deed Superfly het nog heel prima. Dus ik zat m’n agenda flink vol te schrijven. Het was een lang en eenzijdig gesprek.
Ik herinner me ook nog dat er in die tijd een man van de verzekering over de vloer kwam. Om de arbeidsongeschiktheid, het pensioen en dat soort, volgens de verzekeringsman heel gewichtige zaken eens door te nemen. Wat ik nu precies deed, vroeg hij.
‘Ik ben muzikant’, zei ik. En overdreef niet. Gaaf gevoel was dat, zeg.
En daar gingen we, optreden met de nieuwe band. Vrijwel ieder weekend. Meestal twee keer, soms wel drie of vier avonden achter elkaar. Cor en ik woonden dichtbij elkaar, de andere bandleden verder weg. Dus wij reden samen in de witte Mercedes-bus met dat grote blauwe Superfly-logo erop. Die kwam dan meestal voorrijden bij mij in Zutphen. Cor pikte me op om vervolgens stad en land af te rijden. Van Groningen tot Den Haag, van Maastricht tot Den Helder. Met nu en dan een uitstapje naar Duitsland.
Vrij. Zoals een muzikant vrij kan zijn.
Dat waren we bij Superfly. We zaten in de bus, Cor en ik. Hij aan het stuur, ik ernaast. Vaak weer een verrassing waar we terecht zouden komen. Maar altijd genoeg te bespreken, overleggen of gewoon te kletsen. Niemand die ons wat deed of opdroeg. Ja, we moesten daar en daar spelen, tussen half negen en twaalf ofzo. En ons stinkende best doen, opdat andere zalen, feestvierders of evenementen ons ook zouden boeken. Maar verder bepaalden we zelf onze koers. En als muziek maken één van de liefste dingen is die je doet, dan is je best doen geen opgave. Dat doe je gewoon vanzelf. De zaal moest op zijn kop. Had het publiek het naar de zin, dan had de band dat ook.
‘Vind je het echt leuk’, vroegen mensen me wel eens en ze keken dan een beetje bezorgd. Want ja, nog niet zo lang geleden speelde ik Van Halen, AC/DC en Led Zeppelin. Nu stonden zelfs André Rieu, Carpenters en Sjeng an de Geng op de setlist. Maar hé, Superfly kon ook grooven en swingen. Soul, disco en funk. En aan het eind van de avond Anouk, De Dijk, Guns N’ Roses, Bon Jovi en Like The Way I Do of I’ve Got The Music In Me als afsluiter. Zo, wat zaten we dan lekker te spelen zeg!
En Superfly deed alles live. Niks geen tapes, sequencers, midi of hoe al die truckjes ook mogen heten. Wij speelden en zongen echt. Dat was misschien wel het mooiste. En het was één van de beste leerscholen die je je kan bedenken.
Twee en een half jaar heb ik het gedaan. Pakweg 250 keer op het podium gestaan met Cor en de andere Superflyers. Maar er kwamen andere dingen op mijn op pad, ook weer mooi en interessant, waardoor ik na enig wikken en wegen in 2001 afscheid heb genomen van de band.
Maar niet van Cor. Integendeel, ik denk dat we sindsdien een sterkere vriendschap hebben dan voor die tijd. Niet dat we de deur platlopen. Maar op z’n tijd drinken we samen koffie of een biertje. Pas geleden nog, hier in de tuin.
Dan filosoferen we over het leven, over ons gezamenlijke en nog altijd even vrije bestaan als freelance muzikant, muziekleraar en schrijver. En uiteindelijk gaat het ook altijd weer over Superfly. Een band en periode waar ik met een heel goed gevoel aan terugdenk.
Cheerz Cor!
En oh ja…., nog bedankt voor dat ene telefoontje!